Kan ik u ergens blij mee maken?
Nee, dank u, ik kom even de koelkasten bekijken.
O, ik dacht u naar mij kwam kijken!
(Lacht als boer met kiespijn) Ha, ja dat zou u wel willen, maar nee – helaas.
Zit die van u er niet bij?
Nee, ik wil er een met een kleinere vriezer.
O, u bent niet zo'n koel type?
(…}
Ik ga even overleggen met het thuisfront.
O, wordt u anders thuis geslagen?
Dat zal wel meevallen.
(Tegen collega's) Ze moet even bellen met het thuisfront. Anders wordt ze geslagen.